5 simpele tips die je foto’s meteen dromeriger maken
maandag 24 november 2025
Veel fotografen denken dat dromerige foto’s vooral ontstaan door de juiste lens of een groot diafragma. En ja, dat helpt absoluut. Maar als je dat niet op de juiste manier gebruikt, levert je super-de-luxe en dure lens alsnog niet het resultaat op waar je op hoopt.
Er zijn een paar kleine dingen die minstens zo belangrijk zijn — dingen die je makkelijk over het hoofd ziet, maar die je foto’s meteen zachter en dromeriger maken.
Hieronder vind je 5 simpele tips die je meteen kunt toepassen en nog leuker, direct het verschil gaat zien in je foto's. Want daar gaat het uiteindelijk toch om?
1. Ga net iets lager staan
Misschien sta je nu altijd gewoon rechtop als je fotografeert of op ooghoogte - maar vaak werkt het beter als je een stukje zakt.
Je hoeft niet door het zand te rollen; een paar centimeter lager is al genoeg.
Wat je ermee wint:
je foto krijgt meer diepte
je achtergrond wordt rustiger
kinderen (en dieren) reageren veel natuurlijker
de hele sfeer wordt zachter
Probeer het eens bewust bij je volgende shoot. Je ziet echt direct verschil.
2. Zoek het zachte licht
Zacht licht is voor mij belangrijker dan welke lens dan ook. Zelf fotografeer ik altijd met tegenlicht. Dat moment waarop het licht net door de blaadjes of de haren van je model valt… daar zit zóveel sfeer in. Je hoeft dan bijna niets meer te doen — het licht draagt jouw foto.
Zacht licht zorgt ervoor dat:
huidtinten mooier worden
kleuren beter met elkaar mengen
schaduwen zachter zijn
je foto vanzelf dromerig wordt
Hoe beter jij zacht licht leert herkennen en te sturen, hoe meer je foto’s tot leven komen. Want alles draait altijd om het licht.
3. Doe eens één stap opzij
Het klinkt bijna te simpel, maar het werkt elke keer weer.
Soms klopt je foto nét niet: een tak in beeld, een lichte vlek, een rommelige achtergrond…
Doe één stap opzij.
Echt maar een klein stukje.
En ineens:
is je achtergrond rustig
valt het licht mooier
verdwijnt het storende element
voelt de foto veel meer “in balans”
Dit is één van die dingen die je snel vergeet, maar die je foto’s ongelooflijk veel beter maken.
4. Kies kleuren die met elkaar meewerken
Kleur bepaalt meer sfeer dan je denkt.
Je hoeft echt geen perfecte setjes te regelen, maar kleuren die een beetje op elkaar aansluiten helpen enorm.
Let vooral op:
warme, natuurlijke tinten
zachte stoffen die mooi licht pakken
geen harde prints of felle neonkleuren
hoe de kleuren matchen met je locatie
Wanneer de kleuren kloppen, voelt je foto meteen rustiger en eleganter.
5. Laat ruimte voor wat vanzelf gebeurt
Dit is misschien wel het belangrijkste.
De mooiste foto’s ontstaan vaak niet uit wat je plant, maar uit wat er tussen de geplande momenten door gebeurt.
Een kind dat even stil wordt.
Een hond die nieuwsgierig komt kijken.
Een glimlach die spontaan ontstaat.
Haren die precies op het goede moment meebewegen in de wind.
Je hoeft niet alles strak aan te sturen. Juist die kleine, onverwachte momentjes maken een foto vaak mooier dan wat je van tevoren in je hoofd had.
Tot slot
Lenskeuze, diafragma, sluitertijd — natuurlijk speelt dat allemaal mee.
Maar zonder deze kleine, bijna vergeten keuzes blijft een foto vaak wat vlak.
Het zijn juist deze vijf simpele dingen die je beelden zachter, dromeriger en persoonlijker maken. En ik weet zeker dat als je ze bewust gaat toepassen, je heel snel verschil ziet.
Wil je deze stijl echt onder de knie krijgen — niet alleen perfect je camera bedienen, het licht kunnen lezen én sturen - maar ook leren hoe je in Lightroom en Photoshop mooie fine-art beelden maakt — dan is de online cursus Dromerige Fine Art Fotografie iets voor jou. ⤵
"MINI OPLEIDING - DROMERIGE FINE ART PORTRETTEN"
Mijn hele aanbod vind je op www.williekers.com.
Ik help je graag verder om een stijl te ontwikkelen waar jij trots op bent.
Zwarte hond fotograferen? Zo doe je dat stap voor stap.
dinsdag 14 oktober 2025
In dit blog deel ik mijn favoriete, praktische tips met je. Niet ingewikkeld, maar wél effectief. Zodat jij zwarte honden (of zoals Bobby, zwart met een “wit overhemd”) ook kunt fotograferen zoals ze zijn: warm, bijzonder en vol karakter.
HOE GAAT HET WEL LUKKEN?
1. Meet het licht op het zwart
De grootste instinker die sommige fotografen (maar nog meer de camera’s op een automatische stand zoals, diafragma, sluitertijd of ISO) maken, is dat ze zwart “middengrijs” willen maken. Daardoor verlies je juist alle diepte en structuur.
Zo doe je het goed:
- Mocht je op een automatische stand fotograferen, haal dit er dan snel vanaf en zet je camera op de “M”. Met handmatig instellen houd jij de controle over je beeld en niet je camera. Want die camera kiest altijd overal het gemiddelde van, als je het de kans geeft. En gemiddelde foto’s maken, dat wil je toch niet?
- Gebruik spotmeting op de zwarte vacht van de hond. Hiermee bepaal jij waar het licht op gemeten moet worden en niet de camera. Onderbelicht lichtjes (ongeveer 1/3 tot 2/3 stop) om het zwart rijk en vol te houden.
- Check je histogram: laat de zwarte tonen diep blijven, zonder ze volledig dicht te drukken.
Zo voorkom je een fletse, grijze hond en behoud je die mooie textuur en glans.
2. Kies zacht of warm licht
Licht is alles. Midden op de dag in felle zon en op een open vlakte verdwijnt elk detail in harde schaduwen.
Wat wél werkt:
- Bewolkte dagen → zacht, (goed gestuurd) licht zonder al te harde contrasten, Dus niet je hond op een open veld zetten. Dan krijg je vlak licht en fletse kleuren.
- Golden hour → warm strijklicht dat contouren laat gloeien.
- Open schaduw → bosranden of plekken met diffuus licht.
Tip: bij tegenlicht mag je iets compenseren zodat de hond geen silhouet wordt, maar meet nog steeds op het zwart.
3. Achtergrond
Zet je een zwarte hond tegen een donkere achtergrond en hij verdwijnt bijna letterlijk.
Beter:
- Gebruik een iets lichtere of warme achtergrond, zoals herfstbladeren of zand. Geen volle zon of overbelichte plekken. Dan gaat de aandacht meer naar de achtergrond dan jouw mooie zwarte hond. Balans is het belangrijkste.
- Werk met een groot diafragma (f/1.8–f/2.8) zodat de achtergrond mooi romig en zacht wordt.
- Warme tinten versterken donkere vachten supermooi.
![]() |
| De warme tinten van de achtergrond zorgen voor een sterk contrast met zijn donkere vacht, waardoor Bobby mooi loskomt van de omgeving. |
4. Ogen = emotie
De ogen brengen leven in je foto. Maar bij zwarte honden verdwijnen ze snel in de vacht (Zoals bij mijn hond Bobby letterlijk het geval is. Maar dat hoort bij een Barbet)
👉 Daarom:
- Focus scherp op de ogen.
- Zorg voor catchlights door de hond iets naar het licht te draaien.
- Ga zelf op ooghoogte van de hond zitten, of nog liever plat op de grond liggen voor een krachtiger beeld.
Zodra je die twinkeling in de ogen vangt, verandert de hele foto.
5. Scherpstellen op het midden van de neus – niet op de ogen
Wanneer je van dichtbij fotografeert met een groot diafragma (bijv. f/1.8 of f/2.0), wordt de scherptediepte extreem klein. Vooral als je recht van voren fotografeert. Bij mensen werkt scherpstellen op de ogen prima, want wij hebben een relatief plat hoofd met een korte neus maar bij honden ligt dat anders.
De neus van een hond steekt over het algemeen namelijk een stuk verder uit dan bij mensen.
Als je op de ogen scherp stelt terwijl je heel dichtbij staat (of ligt), kan de neus daardoor onscherp worden — en dat valt extra op bij zwarte honden, waar vorm en structuur zo belangrijk zijn.
Zo pak je het aan:
- Zet oogdetectie uit (die focust vaak alleen op de ogen en negeert de snuit).
- Gebruik een enkel focuspunt en stel scherp op het midden van de neus of net ertussen.
- Wil je meer speling? Draai het diafragma iets dicht (bijv. naar f/2.8) om zowel neus als ogen scherp te krijgen, zonder je mooie dromerige achtergrond kwijt te raken. Of ga zelf nog een stap naar achteren om het Focal plane te vergroten.
- Wil je meer weten over het vergroten van het Focal plane zonder aan je diafragma te draaien, lees dan ook even mijn andere blog. Want hoe dat werkt, dat leg ik hier uit: Groepsfoto's maken met een groot diafragma
6. Nabewerking: heel subtiel versterken
Zwarte vachten vragen finesse:
Zo pak ik het aan:
- Schaduwen voorzichtig iets omhoog trekken.
- Zwarte tinten zwart houden voor diepte.
- Lokaal (rond) de ogen en snuit wat extra aandacht geven.
- Subtiele dodge & burn voor vorm en structuur.
- Niet overdrijven met clarity of texture — dat oogt snel onnatuurlijk.
- Vooral niet toevoegen wat er niet zit! Alleen subtiel versterken als je het nodig vindt.
Samengevat:
- Meet op het zwart en onderbelicht ongeveer 1-2/3e stop
- Kies zacht en/of warm licht
- Gebruik een iets lichtere achtergrond die in balans is
- Focus op de kop en stel bij een groot diafragma scherp op het midden van de neus.
- Bewerk subtiel voor structuur en diepte
Tot slot
Zwarte honden zijn niet “moeilijk” om te fotograferen — ze vragen gewoon een wat andere aanpak. Met de juiste lichtmeting, goed gekozen achtergronden en een beetje aandacht voor detail kun je hun unieke uitstraling prachtig vastleggen. Wil je hier meer over leren of weten? Dan geef ik hier hele leuke en interessante fotografieworkshops voor. Daarin ga je alles over het licht leren. Meer informatie hierover vind je op mijn website WillieKers.com
Maar terug naar het moraal van mijn hele verhaal: voor mij is elke dier geweldig en zijn zwarte honden allesbehalve saai. Ze zijn warm, trouw, grappig en vol karakter. En precies dát verdient het om gezien te worden.
Groepsfoto’s maken met groot diafragma: zo krijg je iedereen scherp
zaterdag 11 oktober 2025
![]() |
Eén van de meest gestelde vragen van mijn cursisten is: “Hoe krijg jij die achtergronden zo zacht en dromerig? Vervaag je dat later in Photoshop?” Het antwoord is simpel: nee. Ik vervaag de achtergrond niet achteraf. En nee, ik draai mijn diafragma niet dicht als ik een grote groep fotografeer.
De basis ligt in iets heel anders: je apparatuur écht kennen, begrijpen wat je camera én je lenzen doen, en daar bewust mee spelen. Het is net zoals autorijden; al heb je nog zo’n mooie auto, als je niet weet hoe het werkt, komt je geen meter vooruit of je rijdt -in het ergste geval- meteen tegen een paal aan. Dus je zal eerst moet oefenen zodat het in je systeemgeheugen zit. Dan gaat het daarna vanzelf.
Met fotograferen is het net zo. Een foto moet — net als de schets van een schilder — al goed uit je camera komen. Als de basis klopt, hoef je in de nabewerking nauwelijks nog iets te doen. Zelf werk ik altijd met prime telelenzen met een groot diafragma, omdat ik hou van die boterzachte achtergrond waarbij mijn onderwerp echt centraal staat in het beeld. Bovendien maakt een lens met een vast brandpunt mij creatiever omdat ik moet “zoomen” met mijn voeten. Daarnaast is een prime vrijwel altijd lichtsterker én scherper omdat het glas niet over elkaar heen beweegt zoals bij een zoomlens. Dus de achtergrond wordt nog dromeriger dan met een zoomlens en je onderwerp scherper.
In combinatie met het goed sturen van natuurlijk licht levert dat die dromerige, schilderachtige beelden op waar ik zo van houd. Het maakt voor mij niet uit of er één persoon voor de lens staat of een groep van twintig — mijn diafragma staat gewoon helemaal open, en toch is iedereen scherp.
Wil je weten hoe dat kan? Dat ga ik je hieronder stap voor stap uitleggen:
1. De “focal plane” – denk aan een onzichtbare muur
Stel je voor dat je voor je een groot stuk karton rechtop houdt. Dat karton is als een onzichtbare muur:
- Alles wat precies op die muur staat, is scherp.
- Alles wat ervoor of erachter staat, wordt wazig.
Dat karton is je focal plane oftewel je scherptevlak. Je camera stelt scherp op één vlak, en hoe dun of dik dat vlak is, hangt o.a. af van je diafragma. Bij een groot diafragma, zoals f/1.8, is dat vlak flinterdun. Jouw positie is hierbij ook bepalend. Zelfs 10 cm naar voren of achteren kan het verschil maken tussen scherp en wazig.
![]() |
| Hier zie je goed hoe het scherptevlak werkt: haar voetjes vallen precies in het vlak, terwijl de duiven vóór en achter haar zacht onscherp zijn. - EF 85mm F/1.2 - |
2. Iedereen scherp bij groepsfoto’s (ook op f/1.8)
Bij groepsfoto’s lijkt die dunne scherpte soms lastig, maar met een paar slimme trucs krijg je iedereen haarscherp, zélfs met een groot diafragma:
Tip 1: Zet iedereen netjes in één vlak
Laat je groep in een rechte lijn staan. Geen halve cirkels of ‘trappetjes’. Zo staan ze allemaal netjes op dezelfde onzichtbare muur. Vergeet ook vooral niet om ze niet teveel naar de randen te zetten. Want als je werkt met een groot diafragma loop je het risico dat de randen wat onscherper zijn.
Tip 2: Ga iets verder van de groep af
Als je heel dichtbij fotografeert, is je scherptevlak maar een paar centimeter diep. Door een paar meter achteruit te stappen, wordt het vlak optisch dikker, waardoor iedereen binnen de scherpte valt.
Tip 3. Stel scherp in het midden
Niet op de voorste persoon scherpstellen, maar op iemand in het midden van de rij. Of in elk geval ergens in het midden. Zo verdeel je de scherpte evenwichtiger naar voren en achteren. Dat hoeft niet perse een oog te zijn. Want in het Focal plane is alles, zowel horizontaal als verticaal scherp.
Bonustip: Zet je groep niet teveel naar de randen van je kader. Want als je werkt met een groot diafragma loop je het risico dat de randen wat onscherper zijn en kun je bovendien vervorming krijgen. Iets meer je groep in het midden is prima.
3. Achtergrondafstand – de geheime saus voor dromerige bokeh
Het is niet alleen je diafragma wat bepaalt hoe wazig je achtergrond wordt. De afstand tussen je onderwerp en de achtergrond speelt ook een gigantische rol.
- Staat je model strak tegen een muur? Dan blijft die muur zichtbaar.
- Staat je model 5 meter ervoor? Dan verandert die muur in een zachte, schilderachtige waas.
Hoe verder de achtergrond weg is, hoe vager deze wordt.
Zet je groep of persoon dus niet vlak voor een heg of muur, maar laat ruimte achter hen. Vooral met telelenzen werkt dit geweldig goed. Werk je met een lens van 50mm of korter, dan bereik je het tegenovergestelde effect en druk je de achtergrond naar achteren waardoor deze juist scherper wordt en verder van je onderwerpen lijkt.
4. Waarom langere lenzen de achtergrond zachter maken
Veel mensen denken: “Als ik maar een 50 mm f/1.2 gebruik, krijg ik hetzelfde effect.” Maar nee — de achtergrond ziet er dan écht anders uit. Dat komt door twee dingen: compressie en scherptediepte.
Compressie
Met een langere lens (bijv. 85 mm of 135 mm) sta je verder weg, en daardoor lijkt de achtergrond dichter naar het onderwerp toe te komen. Alles wordt optisch een beetje “in elkaar gedrukt”. Dat geeft die typische zachte, filmische look. Een 70-200 mm werkt ook prima mits je deze inzoomt tot 135mm of het liefst, meer, hoe meer je inzoomt, hoe vager de achtergrond wordt. Nadeel is dat je dan zelf ook een stuk verder weg staat van je onderwerp. En dat moet je wel passen. Persoonlijk sta ik het liefst zo ver mogelijk van mijn modellen af. Zij in hun bubbel en ik in de mijne..
![]() |
| Hier is scherpgesteld op haar handje bij de mand. Want dat is het exacte midden van de focal plane. - 135mm F/1.8 |
Minder scherptediepte
Bij dezelfde diafragmawaarde geeft een langere lens altijd een ondiepere scherptediepte dan een kortere. Dus bij 135 mm f/2.8 krijg je vaak een zachtere achtergrond dan bij 50 mm f/1.4.
Praktisch verschil
- 📷 50 mm → meer omgeving zichtbaar, achtergrond oogt drukker.
- 📷 85 mm → achtergrond begint mooi te vervagen.
- 📷 Vanaf 100 mm → achtergrond lijkt dichterbij en verandert in een zachte waas met prachtige bokeh.
Zelfs bij f/4 kun je met bijvoorbeeld een 135 mm nog dromerige portretten maken als de achtergrond maar ver genoeg weg is.
Het is natuurlijk niet zo dat je met een 50 mm op F/1.4 geen dromerige achtergrond kunt krijgen. Alleen moet je dan wel dichterbij je onderwerp gaan staan. Ook hier is weer jouw afstand tot je onderwerp bepalend voor de scherpte of onscherpte.
Nog een extra tip: Heb je geen "lange" lens maar wel een 100 mm F/2.8 macro lens, gebruik deze dan eens. Deze wordt vaak over het hoofd gezien als portretlens maar behalve voor macro is het ook een mooie lens voor het maken van dromerige portretten.
Samengevat
- De focal plane is je scherptevlak. Zie het als een onzichtbare muur.
- Groot diafragma = dunne muur → let op je opstelling.
- Zet je groep in één vlak, stel scherp in het midden en stap wat naar achter voor meer marge.
- Zorg dat je groep niet te dicht op de randen van je kader staat om onscherpte of vervorming te voorkomen.
- Achtergrondafstand bepaalt hoe zacht de achtergrond wordt.
- Langere lenzen (vanaf 85mm) zorgen voor compressie en minder scherptediepte → dromerige bokeh.
- De foto moet in de basis goed zijn. Als je dit snapt, hoef je achteraf nauwelijks na te bewerken.
Tot slot
Fotografie is geen trucje dat je achteraf in Photoshop of Lightroom veel aanpast. Het is vooral leren kijken, begrijpen wat je lens, camera en vooral het licht doet én bewust keuzes maken.
Ga er maar eens mee spelen. Zet iemand dicht tegen een achtergrond en fotografeer met 50 mm f/1.8. Verplaats die persoon daarna 5 meter naar voren en pak een langere lens. Je zult zelf zien hoe groot het verschil is.
Als je dit onder de knie hebt, heb je geen “magisch Photoshop-filter” meer nodig. Je camera en lens kunnen het zelf — en jij ook.
Ben je klaar voor je volgende stap?
Als je écht wilt dat jouw foto’s die dromerige sfeer krijgen, dan is licht onmisbaar.
Het juiste gebruik van licht maakt het verschil tussen een “mooie foto” en een beeld dat mensen en voor al jezelf, écht raakt.
Tijdens mijn workshops neem ik je stap voor stap mee in hoe je het licht echt voor je laat werken. Je leert heel bewust, scherp en creatief te kijken én te klikken. Daardoor ontstaan beelden die al uit de camera diepte, sfeer en kracht hebben — precies zoals je het voor je zag toen je de foto maakte.
Neem gerust een kijkje bij mijn cursusaanbod. Als je voelt dat je klaar bent om verder te groeien om je foto's nog meer zeggingskracht te geven, dan is dit misschien wel een mooie volgende stap voor jou.
-- NAAR MIJN CURSUSAANBOD --
![]() |
| 200mm F/2.0 |







